Schipperen met Allah

Dick Pels, Opium van het volk. Over religie en politiek in seculier Nederland, De Bezige Bij: Amsterdam, 2009, h. 5 ‘Hoofddoekje leggen, niemand zeggen’.

De auteur verwondert zich over de discrepantie tussen de strenge regels die alom worden verkondigd en de vrijmoedigheid waarmee jonge moslims (m/v) zich in de seculiere samenleving bewegen. En hij vraagt zich af, hoe (= met welke argumentatie) zij beide aspecten met elkaar verzoenen. Als voorbeeld beschrijft hij dan de juxtapositie van beide in het zomernummer van de glossy Mzine.


“In het tijdschrift Mzine, een glossy voor jonge succesvolle Marokkanen vind je de meest orthodoxe koranische gebeden en geboden naast rubrieken en reportages die het volstrekte tegendeel laten zien. Zo bevat het zomernummer 2008 naast uitvoerige smeekbeden aan Allah voor de reis (naar Marokko) ook twee pagina’s strenge kledingvoorschriften.

Mzine uit 2008 kon ik niet meer vinden op het net, wel dit exemplaar uit 2010

In die tekst wordt helder uitgelegd, dat ‘moslim’ betekent dat ‘je jezelf totaal overgeeft aan de Barmhartige en Genadevolle Schepper en dat je liefde en ontzag jegens Hem hebt’. De moslima heeft de verantwoordelijk heid om goed om te gaan met haar door Allah geschonken charmes. Om over haar schoonheid en eer te waken is de hidjaab voorgeschreven. Daarmee ‘wordt de moslima beproefd om over zichzelf te waken en onderdanig te zijn aan haar Heer, Die het beste weet wat goed is voor Zijn dienares’. De hidjaab moet het gehele lichaam bedekken, behalve het gezicht en de handen. Hij mag niet doorzichtig zijn, moet wijd zijn om de lichaamsrondingen niet zichtbaar te laten, en mag niet lijken op mannenkleding of op de kleding van ongelovige of afgedwaalde vrouwen. Ook een hoofddoek gecombineerd met strakke of versierde kleding die de lichaamsvormen van de vrouw toont, is geen juiste islamitische bedekking.1

En dit staat dan in een blad waar tussen honderden afbeeldingen welgeteld één vrouw met hoofddoek te zien is (Samira van de rubriek ‘Eet gezond met Samira’). Tussen de zomermode, de make-overs en de hebbedingetjes staat ook een special over de vakantieplannen van mooie jonge meiden met losse haren in uitdagende poses, die deze kledingvoorschriften stuk voor stuk aan hun laars lappen. ‘Wat draag jij naar het strand?’ Siham: ‘Het liefst toch jurkjes,maar ook korte broekjes met een luchtig truitje en slippers.’ Fatiha: ‘Ik ga topless! Nee geintje; ik draag mijn favoriete short en boven mijn bikinitop een leuk shirtje of T-shirt.’ En lnssaf: ‘Van alles. Bikini, rokjes, jurkjes… Zolang het maar lekker luchtig is.'”


Mijn commentaar (Dick Wursten):

Mensen ‘schipperen met Allah’ of ‘onderhandelen met God’ – of in elk geval met hun spokesmen. Dat hebben ze altijd al gedaan, en zullen ze ook blijven doen. Dat hoort bij een levende religie. Wat mij bevreemdt, is dat je wat hier beschreven wordt nauwelijks ‘schipperen’ kunt noemen, want de twee levensstijlen staan naast elkaar, on-verbonden. Er vindt op geen enkele wijze een inhoudelijke bezinning plaats, een dialoog tussen beide vormen van moslim-zijn. De conservatieve theoloog probeert niet toe te denken naar de leefwereld (verlangen, beleving) van de jongelui (vertolken, hermeneutiek), maar ook de jongelui doen het niet. Zij leggen die preken gewoon naast zich neer. Zoals gezegd, dat mag, maar zo wordt het theologisch natuurlijk nooit wat en blijft de leer onverbonden met het geleefde leven. Dàt lijkt me ongezond want leidt allicht tot een soort dubbelleven (met een dubbele moraal). Met de mond – en op papier – het strengste belijden wat je maar bedenken kunt, terwijl je in de praktijk van het leven gewoon je gang gaat. Zoiets explodeert een keer in je eigen gezicht, zou ik denken.


Kinderrechten en sektes

[n.a.v. PANO van 27-3-2019 over Jehovah-Getuigen]
Lees ook het verhaal van Annie, elders op deze site

De Belgische Staat heeft ooit het kinderrechtenverdrag ondertekend. Daarmee engageert zij zich om de in dit Verdrag beschreven rechten voor ieder kind te ‘te eerbiedigen en te waarborgen’. Wie de PANO-reportage over de geestelijke gevangenis heeft gezien waarin kinderen van Jehovah Getuigen moeten opgroeien, snapt meteen dat hier de rechten van het kind worden geschonden [zie hieronder voor een bloemlezing]. De hamvraag is:  Waarop wacht de ‘Belgische Staat’ om haar engagement na te komen, èn niet alleen strafrechterlijk? Waarom doet zij niets voor de 1.000-en kinderen die in deze sekte opgesloten zitten?

Anders gezegd: als kinderen van jihadisten in gevangenschap verblijven, of kinderen van uitgeprocedeerde asylzoekers in Steenokkerzeel, dan spant men processen aan om hun vrijlating te bekomen. Terecht. Maar als kinderen in een geestelijke gevangenis moeten opgroeien, zwijgen we en doen alsof onze neus bloedt. Terwijl ook zij levenslang de trauma’s meedragen (vraag maar na bij uitgetreden sekteleden, of bij degenen die in een streng-gelovig en gesloten milieu zijn opgegroeid, en een eigen weg hebben gezocht). Of nog: Waar blijft de competentie-matrix (nieuwe eindtermen) waarmee we in ons onderwijs juist en ook die kinderen weerbaar kunnen maken tegen deze vorm van geestelijke opsluiting ?

“Ook kinderen die niet het slachtoffer zijn van pedofilie (de overgrote meerderheid) worden geestelijk mishandeld.”

Een bloemlezing uit het Kinderrechten-verdrag:

Art. 12: De Staten die partij zijn, verzekeren dat het kind in staat gesteld wordt zijn of haar eigen mening te vormen…

Art. 13: Het kind heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te vergaren, te ontvangen en door te geven…

Art. 14: De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. (NB: dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, zie EVRM, art. 9)

Art. 17: De Staten die partij zijn, waarborgen dat het kind toegang heeft tot informatie en materiaal uit een verscheidenheid van nationale en internationale bronnen, in het bijzonder informatie en materiaal gericht op het bevorderen van zijn of haar sociale, psychische en morele welzijn en zijn of haar lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Art. 19: De Staten die partij zijn, nemen alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen en maatregelen op sociaal en opvoedkundig gebied om het kind te beschermen tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, zolang het kind onder de hoede is van de ouder(s), wettige voogd(en) of iemand anders die de zorg voor het kind heeft.

Of met een parodie op hun eigen magazine voor thuis:

Parodie van de cover van ‘Ontwaakt’. De originele tekst: 6 LEVENSLESSEN VOOR KINDEREN . De gekunstelde blijdschap en braafheid straalt ervan af.

Spotprenten en cartoons

Spotprenten zijn altijd populair geweest in de communicatie over levensbeschouwelijke issues. Ze raken namelijk het gevoel en – ookal geloven theologen dat niet – ook religie is eerst een kwestie van gevoel, dan pas van opvattingen. Het belangrijkste gevoel: loyaliteit aan de groep, trouw aan de god. Daarom doen spotprenten pijn. Hieronder twee uit de beginjaren van de Reformatie.

Eén uit de directe omgeving van Luther (Lucas Cranach, de ondernemer-drukker-graveur-schilder van Wittenberg), de ander uit de groep van Luthers’ tegenstanders. De eerstgenoemde borduurt voort op een anti-pauselijke prent over een ‘gedrocht’ dat ooit zou zijn aangespoeld in Rome, vlakbij de Engelenburcht. Een vrouw met een ezelskop en allerlei dierlijke extremiteiten. Pure fantasie natuurlijk, maar fake news floreert als er groepsidentiteiten moeten worden bevestigd/beklad. De Luthersen zagen hierin een teken van God, en de ezel kreeg de naam ‘Bapstesel’: paus-ezel. Men zag er een allegorie in van de roomse kerk. Dat het hoofd van die kerk een ezelskop is kwam goed uit…

De tweede is een afbeelding van Luther, die – volgens de rome-getrouwe gelovigen – natuurlijk niet iemand kan zijn die ‘vragen stelt’ die misschien wel ergens op slaan. Natuurlijk niet, dan zou je moeten gaan nadenken over de status quo en dat leidt alleen maar tot revolutie. Neen, die Luther is een instrument in de handen van de duivel: Luthers kop (nog als monnik, met tonsuur) is een doedelzak die de duivel gebruikt om de mensen naar ‘zijn pijpen te laten dansen’.

 

 

Daar zijn de hoofddoeken weer…

Om de zoveel tijd laait de discussie over hoofddoeken op. Meestal n.a.v. van een rechterlijke uitspraak in een proces over het GO!-verbod op de hoofddoekdracht op school. Dat op zich is al jammer. Juridisering is de doodssteek voor elk serieus gesprek face-to-face. Het gesprek moet plaatsvinden tussen mensen, niet tussen opiniemakers, advocaten, politici en rechters. Het zijn immers gewone mensen die een hoofddoek dragen en gewone mensen die zich daaraan storen. Daarover moeten ze dus met elkaar leren praten. Logisch toch! Uitleggen wat het is dat je stoort, vertellen waarom je ‘m draagt, luisteren, en proberen te begrijpen – wederzijds. NB: de uitkomst van het gesprek staat per definitie van te voren niet vast, anders is het geen echt gesprek. Hieronder wat achtergrond.

Twee basale feiten:
1. Wat zeggen de heilige boeken erover?
Antwoord: daar zijn de islamititsche rechtsgeleerden het niet over eens (hoofd, haar, boezem, alles), maar hoe men er ook over denkt: er moet iets bedekt worden [voor geïnteresseerden: hier een overzicht van exegetische discussie]. Dus meteen over naar de volgende vraag.

2. Waarom moet er eigenlijk bij vrouwen iets bedekt worden?
Antwoord: daarover is de koran wel duidelijk. Het kledingvoorschrift beoogt twee zaken: a. zedigheid van de vrouw te waarborgen en b. ‘onze vrouwen’ onderscheiden van de anderen.

Dit laatste klinkt misschien vreemd, maar wordt expliciet in de koran (door Mohammed in opdracht van Allah) verwoord in soera 33:59: O Profeet, zeg tot je echtgenotes en je dochters en tot de vrouwen van de gelovigen dat zij hun overkleed (‘djilbab’) over zich heen laten hangen. Zodoende is het gemakkelijker om hen te herkennen en worden zij niet lastiggevallenHet gaat hier over het overkleed maar hetzelfde geldt voor de hoofddoek: je kunt zo gemakkelijk onderscheiden tussen ‘goede’ en ‘slechte’ vrouwen.
In het latijn is het woord voor ‘onderscheid maken’: discriminatio. De onzen (= de goeden) kun je aan hun kleding herkennen. De anderen zijn te mijden. En – niet onbelangrijk – als een vrouw lastiggevallen wordt, dan is het dus eigenlijk haar eigen schuld: Had ze zich maar correct moeten kleden. Blaming the victim.

De hoofddoek (hoe dan ook gedragen) werkt het groepsdenken in de hand (wij-moslims versus de andere vrouwen) en als het gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag t.o.v. vrouwen verandert dit voorschrift #metoo in #eigenschuld.

ERGO: Als je de hoofddoek op school wilt toelaten – waar ik een voorstander van ben al was het alleen maar om het geheel uit de juridische sfeer te halen ! – dan moeten deze twee impliciete boodschappen (moreel oordeel over vrouwen gebaseerd op hun kleding & groepsvorming volgens religieuze lijnen) wel van het nodige tegengewicht worden voorzien.

Hoe je dat misschien zou kunnen doen, heb ik in een kort opstel op mijn gewone website beschreven.

En, oh ja, bijna vergeten: als je de hoofddoek (op school) toestaat om religieuze redenen moet je tegelijk alle kledingvoorschriften ter discussie stellen, anders bevoorrecht je religieuze mensen boven a-religieuze. What’s good for the goose is good for the gander… Daar komen de hoodies, de tatoeages, statement-T-shirts, kruisen, tulbanden en petjes. Het wordt bont in de klas.

God installeert apartheid in Berchem

We zijn nu – 5 februari – halverwege: we hebben drie maal God in Berchem in actie gezien. Het voorlopige resultaat stemt mij niet hoopvol. De God die oud-Berchem z’n vorm gegeven heeft, zo bleek in de eerste aflevering, is quasi verdwenen uit de wijk. De laatsten der Mohikanen zijn er nog èn ze zijn dapper. Maar verder zijn er vooral versteende overblijfsels van die oude God, monumenten, letterlijk. Ze vertellen van een verleden, maar niet meer van een toekomst.  De nieuwe goden (De Pentecostal God uit Afrika en de aan Turkije gelieerde God van de islam) versterken de sociale segregatie. Ze installeren de apartheid en ze doen dat – ondanks zichzelf. Beide nieuwe goden willen universeel zijn en afficheren zich ls goden voor iedereen, maar in de realiteit zijn ze groepsgoden. Ze horen bij en spreken de taal van de groep die hen reeds aanbidt. Communicatie naar buiten toe lukt nauwelijks. Ergo de groepsidentiteit wordt nog versterkt. De etnische identiteit van de groep (Afrikaans en Turks) wordt door het geloof tegelijk een kenmerk van het ware. De enkele blanke participanten (in het geval van de Pinksterkerk) konden de indruk niet wegnemen: godsdienst zijn als hol en bol.

Bij de Turkse geloofsgemeenschap waren er zelfs geen uitzonderingen. Turk-zijn betekent aan Allah verbonden zijn. Beide staan of vallen met elkaar. Ons kent ons. Zo zijn onze manieren. En die moet jij ook leren, jonge Berchemse Vlaming van de vierde generatie (na de migratie). Op noodlottige wijze wordt zo de ontwikkeling van een eigen identiteit geblokkeerd, zowel als inwoner van Vlaanderen, als als moslim. Zolang de etnische en religieuze marker met elkaar samenvallen is er geen beginnen aan om hier iets eigens van te maken. Je bent Turks, dus ben je moslim. Je wilt je religieuze kant versterkten (moslim zijn), dan zul je tegelijk ook je Turkse identiteit affirmeren. Het verlangen naar integratie (deel uitmaken van de Vlaamse samenleving), dat in de aflevering ook een rode draad was, klinkt authentiek. Het krijgt door deze noodlottige identificatie van Turk-zijn en moslim-zijn wel een heel vreemde articulatie: Uit aller mond (jong, oud, leerkracht, leerling, fitnesstrainer en imam) klonk nu de oproep aan Vlaanderen om het Turks-zijn op te nemen in de definitie van wat Vlaams is. Men hoort niet wat men vraagt, omdat men het Turk-zijn beleefd als identiek aan moslim-zijn. En Vlaanderen heeft toch vrijheid van godsdienst. Nou dan ! Dat klopt, maar dan moet men wel eerst voor zichzelf de oefening willen doen om kerk (islam) en staat (Turkije) van elkaar los te maken.

Maar daarnaast heb ik inhoudelijk zo ook mijn bedenkingen bij die charismatische God uit Afrika kwam goed in beeld in aflevering twee. Hij lijkt zich vooral te manifesteren in hevige emoties. Op zich niets mis mee, maar ook niet ongevaarlijk. Emoties zijn krachtige zaken. Ze kunnen mensen in beweging zetten, zeker, maar dan is de richting toch wel belangrijk. Ze kunnen – en dat lijkt in die gemeenschappen toch vooral het punt te zijn – mensen in extase brengen, maar ook dat is dubbel: extase brengt mensen ‘buiten zichzelf’. Fijn, maar ook dan is de vraag: hoe keer je weer terug tot je gewone zelf, en hoe voel je je dan dáár, na de extase. Daar maak ik me toch wel zorgen over. Ik zag veel mensen die het niet gemakkelijk hadden. Ze tobden met zichzelf, met de wereld, voelden zich niet goed in hun vel, waren erg onzeker over keuzes. Vervolgens zag ik veel bezwering van het kwade plaatsvinden (satan is blijkbaar heel actief), maar nooit zag ik een nuchtere benoeming van reële problemen plaatsvinden, waar de mensen wat mee konden.  Neen, men claimde in the name of Jesus dat de duivel was overwonnen en men moedigde mensen aan om dat nog ijveriger te geloven. Dan zou het wel goed komen. Sorry, maar zo help je mensen van de wal in de sloot. Wat hier als religieuze openbaring wordt verkocht, openbaart niets, maar dekt psychische chaos toe. Het kwam op mij over als een soort electroshock-therapie op geestelijke terrein. Men plaatst de mens-die-zichzelf-een-probleem-is tussen de polen van Jezus en satan en zet er hoogspanning op middels gebed en handoplegging. En dan moet het gebeuren. Indien niet, opnieuw. Waar dat toe leidt als mensen echte problemen hebben, ik huiver als ik daaraan denk.

hoofddoek en koran: basic facts

De koran over de kleding van vrouwen

Als het over de kleding voor vrouwen gaat zijn er twee plaatsen in de koran, die daarover handelen. Beide stammen uit de periode na de Hidjra (horen dus bij de ‘latere openbaringen’). De eerste staat in soera An-Noer (‘Het Licht’), hoofdstuk 24, verzen 30-31:

Soera 24: 30 Zeg (O Mohammed) tot de gelovige mannen dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken (= hun begeerten in toom houden,  volgens anderen: hun geslachtsdelen bedekt houden), dat is reiner voor hen. Voorwaar, Allah is alwetend over wat zij bedrijven. 31. En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerslaan en hun kuisheid bewaken en hun sieraad niet tonen, behalve wat daarvan zichtbaar is. En laten zij een bedekking (‘khimar’) over hun boezem dragen en hun sieraad niet openlijk tonen, behalve aan hun echtgenoten, of hun vaders etc.. [lijst van mannelijke familie]. En zij moeten niet met hun voeten stampen zodat men weet wat zij voor verborgen sieraad hebben.

Wat wordt hier over de kleding gezegd? De man wordt eerst vermaand om niet op een onbetamelijke wijze naar een vrouw te kijken (hij moet zijn ogen neerslaan) en hij moet zich netjes te kleden. Daarna wordt de vrouw aangesproken om zich evenzo te gedragen ten opzichte van de man en zich netjes te kleden. Dan volgen voor vrouwen nog een aantal concretiseringen. Drie elementen worden genoemd qua kleding en één met betrekking tot bepaalde bewegingen:
1. Ze moeten hun ‘sieraad niet tonen, behalve wat daarvan zichtbaar is’ ;
2. ze moeten een ‘khimar’ over hun boezem dragen ; en:
3. Ze mogen hun sieraad niet openlijk tonen behalve binnenshuis in de familiekring (= duidelijk gedefinieerde groep van het mannelijk geslacht).
4. Ze moeten niet met hun voeten stampen omdat anders het verborgen sieraad zichtbaar wordt.

Over de interpretatie van deze teksten, straks meer. Eerst de andere korantekst.

In de tweede tekst worden de vrouwen van Mohammed aangesproken (Voor hen gelden blijkbaar strengere regels dan voor de anderen: zij moeten bijv. binnen blijven) maar de geboden voor die vrouwen wat het onderdeel ‘kleding’ betreft worden ook van toepassing verklaard op de ‘vrouwen van de gelovigen’.

Soera 33:59 O Profeet, zeg tot jouw echtgenotes en jouw dochters en de vrouwen van de gelovigen dat zij hun overkleed (‘djilbab’) over zich heen laten hangen. Zodoende is het gemakkelijker om hen te herkennen en worden zij niet lastiggevallen. 

Dus: Aan de kleding kent men de moslimvrouw. Maar welke kleding precies ?

Zoals elke tekst hebben deze uitspraken een historische context gehad (die we niet precies kennen, maar kunnen proberen te reconstrueren). Dus is er enige toelichting nodig om tot een interpretatie te komen: een poging om te begrijpen wat hier wel en niet bedoeld werd. En daarna moet er nog de toepassing komen, de applicatie op vandaag, dat is een kwestie van hermeneutiek, omdat we in een andere historische context leven dan Mohammed.

Puntsgewijs:

  1. Eerst is er geen kledingvoorschrift van kracht. Argument: In de periode van de eerste openbaringen in Mekka is er geen enkele soera overgeleverd die iets zegt over de kleding.
  2. Na de vlucht uit Mekka (Hidjra) wordt kleding blijkbaar een issue. Mohammed huwt zelf meerdere vrouwen. Naast eerbaarheid in het algemeen, wordt uit 33:59 duidelijk dat het kledingvoorschrift op z’n minst ook dient om de vrouwelijke volgelingen van de profeet op straat te onderscheiden van andere vrouwen en – omineuze toevoeging – om te voorkomen dat ze lastig gevallen worden op straat. De weg naar de culpabilisering van het slachtoffer, blaming the victim wordt hier wijd open gezet.
  3. Gaat het hier eigenlijk wel over de hoofddoek, kun je je afvragen ? Enige bedekking van het hoofd is algemeen-oosters. In 24:31 is nadrukkelijk sprake van een opdracht om de boezem te bedekken, niet het hoofd. De arabische term voor deze bedekking is ‘khimar’. Dat woord is vandaag de technische term voor een boezembedekkende hoofddoek. Dan lijkt het duidelijk: Mohammed vraagt om een ‘khimar’, een boezembedekkende hoofddoek. Toch is het niet zo simpel als het lijkt. Het arabische woord ‘khimar’ in de zevende eeuw had een veel algemenere betekenis (‘bedekkend weefsel’, ‘sluier’). Hier staan we voor wat exegeten het gevaar van filologische inlegkunde noemen, waarbij een bepaalde uitleg van een oude tekst heeft geleid tot een betekenisverschuiving van een woord uit die tekst in de richting van die uitleg. Als je deze oproep leest terwijl je ‘khimar’ neutraal laat (een bedekking) dan lees je een oproep om de boezem te bedekken en gaat het hier om een décolleté-verbod. Bijkomend argument voor deze uitleg is dat andere vers, soera 33:59, waar helemaal niet naar de hoofdbedekking wordt verwezen, enkel naar de manier waarop de kleding valt. Binnen de koran strand je hier en wordt het welles-nietes, vanwege de filologische aporie rond de betekenis van het woord ‘khimar’. De latere overleveringen (hadith) tenderen duidelijk richting hoofddoek, maar zelfs daar kun je twijfelen [zie onder].
  4. Wat wordt eigenlijk bedoeld met ‘hun sieraad’ en wat dus met de zin dat zij hun sieraad niet tonen, behalve wat daarvan zichtbaar is.’  Met ‘sieraad’ wordt waarschijnlijk hun lichaam (hun schoonheid) bedoeld. De duiding ‘behalve wat daarvan zichtbaar is’ wordt pas in de latere overlevering (hadith) ingevuld, namelijk ‘gelaat en handen’. Dan hebben we echter wel de koran [en dus de ‘directe openbaring van Allah’] verlaten en zijn in de wereld van de legendes terechtgekomen waarvan het gezag door moslims zelf heel verschillend wordt ingeschat.
  5. Tenslotte: Waarop duidt die toevoeging: ‘dat vrouwen niet mogen stampen met de voeten omdat ze daarmee hun verborgen sieraad zouden verraden’ ? Het gangbare antwoord is dat dit een verbod op dansen is, omdat bij zulke bewegingen de lichaamsvormen van de vrouw indirect zichtbaar worden.

Ware de koran de enige bron èn norm, dan zou hiermee alles gezegd zijn. Echter dat is in de moslimwereld niet het geval. Naast de koran is ook de overlevering (hadith) normatief, en niet te vergeten het ‘voorbeeld van Mohammed en zijn gezellen’. Daar vinden we veel meer kledingvoorschriften, maar niet allemaal eensluidend. Ik heb enkele op een aparte pagina opgelijst.

Inperking van de godsdienstvrijheid wereldwijd (2009-2015)

Soms zeggen ‘geplotte afbeeldingen’ meer dan woorden. Van de site waarop het Pew-research centrum zijn onderzoeksgegevens deelt, haalde ik het overzicht van de officiële inperkingen van de godsdienstvrijheid (horizontale as), afgezet tegen het vijandig gedrag dat de bevolking toont t.o.v. bepaalde religieuze groepen (verticale as). Dus

  • hoe verder naar rechts hoe meer regeltjes de godsdienstvrijheid inperken.
  • Hoe hoger hoe groter de problemen zijn die je in het gewone leven ondervinden kunt vanwege jouw religie.

Meer info op de website van Pew (artikel met toelichting op de onderste grafiek, die de situatie schetst in 2015. Ik heb 2009 eronder gezet. Wat bij vergelijking van beide grafieken opvalt is de steile carrière van Rusland (in negatieve zin) zowel qua regelgeving als qua social harassment. Ook in Nigeria is de reële leefsituatie blijkbaar in snel tempo verslechterd.

 

 

De situatie in 2015

 

 

De situatie in 2009:

 

Life is like a cup of tea

Around the turn of the century a newly ordained rabbi was sent out from his yeshiva on the lower East Side of New York to become the first rabbi to minister to a congregation in Alaska. His old teacher bid him farewell, blessed him, and said, “And remember, my son, always remember—life is like a cup of tea.
The young rabbi went out to Alaska, and he was very busy there, but every now and again he would think of what his teacher had said, and he would wonder what this saying meant. After seven years his congregation let him take a vacation. He went back to New York, visited the yeshiva, and went to see his old teacher. “I’ve always wanted to ask you this,” he said. “When I left the yeshiva, when you gave me your blessing, you said to me— ‘life is like a cup of tea.’ Tell me rebbe, what did you mean?
Life is like a cup of tea?” asked the old man. “I said this?
Yes, you did. What did you mean?” The old man thought for a while, then he said, “Nu, maybe life is not like a cup of tea.

[gelezen in Peter L. Berger, Redeeming Laughter: the comic dimension of human experience (1997), p. XV]

Proost!

Alles wat u over religie wilde weten, maar nog nooit hebt durven vragen….

Afgelopen jaren heb ik diverse malen over religie geschreven, en vooral over: hoe we daarmee zouden moeten omgaan in de context van de ‘Open Society’ (Popper). Niet simpel, en precies op dat punt worden m.i. vandaag grote fouten gemaakt, met name omdat men zo weinig nadenkt over wat religie nu eigenlijk is, en hoe het werkt (sociaal-psychologisch). Religie heeft een sterke impact op de persoonlijke en de groeps-identiteit, en daarom hebben fouten in de aanpak (persoonlijk, sociaal, juridisch) grote gevolgen voor de samenleving. Mijn idee was dat het een boek zou worden, maar de probeersels (essays) lieten zich niet ‘samen vatten’ in een verkoopbare vorm. Ik heb ze dus na een lichte bewerking online gezet, met een navigatiemenu erbij. Geen toeters en bellen. Vier hoofdstukken en een nabeschouwing. That’s it. [aldaar ook te downloaden als epub]

Deel 1: Religie, een genealogisch onderzoek

Deel 2: De identiteitscrisis van de christelijke religie

Deel 3: Vrijheid en godsdienst, een haat-liefde verhouding

Deel 4: Het imperialisme van de religieuze identiteitsmarker

Naast hoofdstuk 4 zal ook hoofdstuk 3 de bezoekers van deze weblog wellicht interesseren: een speurtocht naar de geboorte van de mensenrechten en de met name de manier waarop in de Bill of Rights (First Amendment) de godsdienstvrijheid wordt geproclameerd. Dat is namelijk anders dan je zou verwachten. Godsdienstvrijheid is daar nadrukkelijk geformuleerd als twee dingen tegelijk: free exercise en non-establishment. Dat laatste betekent een totaal verbod op overheidsbemoeienis met religieuze zaken. Eind 18de eeuw betekende dat heel concreet: dis-establishment. De officiële kerk moest haar voorrechten opgeven. Voortaan zou er geen enkele financiële of juridische steun meer zijn van overheidswege voor welke vorm van religious establishment dan ook. Dat was namelijk precies wat men in de Nieuwe Wereld spuugzat was. Dat de overheid zich voor het karretje liet spannen van een ‘established Church’, dan wel dat de overheid een religieus instituut gebruikte om andere burgers in het gareel te houden. Iedereen – zo vonden streng-gelovigen, deïsten en atheïsten samen- moest vrij zijn om zijn/haar religieuze impuls te volgen, vorm te geven. Zeker: maar geen enkele van deze vormen zou moeten rekenen op een duwtje in de rug van de overheid: Hands-off!

Multiple establishment (het Belgische systeem) is in de aanloop naar die formulering beproefd, maar werd door de burgers van de nieuwe staat als intrinsiek discriminatoir ervaren. Om meerdere ‘kerken’ (want daar ging het toen over, zo zie je al meteen hoe beperkt de blik van een mens is) tegelijk te steunen, zouden er criteria nodig zijn om te zeggen ‘wat wel en wat niet een kerk’ was. En elke vorm van definitie – zo realiseerde men zich al snel – was een inhoudelijk theologisch oordeel. Let wel: u bent in een overwegend protestants land, waar de ‘free Church’ floreerde en de organisatievorm zeer fluïde was en men heel wantrouwig keek naar ‘religieuze leiders’ die het wel eens zouden komen uitleggen. In dit geval: ‘is’ implies ‘ought’, en daar moest de overheid zich verre van houden. Anders werd het gegarandeerd weer hommeles. Enfin: lees het zelf maar en nog veel meer in mijn grote online voorleesboek over religie.