De term “Jan Leyers-effect” komt uit de koker van prof. Patrick Stouthuysen (VUB) naar aanleiding van de reportagereeks van Jan Leyers ‘De weg naar mekka’, waar Jan Leyers door de focus van zijn vragen de islamitische marker naar voren laat komen. Het effect is dat die belangrijker wordt naarmate het gesprek vordert…
Een buitenaards wezen over België
Stel: Een buitenaards wezen landt in België. Hij heeft vernomen dat België een christelijk land en wil nu wel eens weten of dat klopt. Hij geeft z’n ogen goed de kost en legt zijn oor her en der te luister. Resultaat: Hij ziet een enorme hoeveelheid kerken, allerlei organisaties met een C in hun naam staan en hij maakt nog net mee, dat de regeringsformatie mislukt omdat de christen-democratische presidentskandidaat, die ruim 800.000 stemmen haalde er niet in slaagde een regering te vormen. Vervolgens gaat hij filmen bij zo’n kerk tijdens een huwelijksplechtigheid, interviewt het koppel, dat hem desgevraagd meedeelt dat het toch eigenlijk niet echt is als je niet voor de kerk trouwt. Als hij doorvraagt, wordt hij naar de pastoor verwezen, die hem het heilig sacrament van het huwelijk uitlegt etc.. Een snelle oriëntatie op protestantisme en andere godsdiensten doet hem tot de conclusie komen dat dat toch eigenlijk importgodsdiensten zijn, ook omdat veel voorgangers of leiders van allochtone, m.n. Nederlandse, komaf zijn. Hij keert terug naar zijn planeet en presenteert zijn bevindingen: België is een katholiek, christelijk land.
Geproblematiseerd
Als je de ander benadert als moslim (in plaats van als een mens, die – bij nadere kennismaking – zelf wel zal laten merken of en hoe z’n moslim-zijn van belang is), zal hij zichzelf ook steeds meer als moslim definiëren èn wel volgens de lijnen die jij in je benadering impliciet hebt uitgetekend. In een klimaat waarin de aanwezigheid van moslims steeds weer geproblematiseerd wordt, kan zo’n vraagstelling – onbedoeld misschien – op de gesprekspartner bedreigend overkomen. En zoals ieder mens gaat hij zich verdedigen, als hij zich aangevallen voelt. En juist omdat wij hem expliciet interpelleren op de religieuze component van zijn leven, zal hij in zijn reactie ook die religieuze component sterk naar voren halen èn verdedigen. Zo kun je gevangen worden door een formulering van een vraag. Niet iedereen is zo handig als Socrates of Jezus, dat hij met een tegenvraag meteen de zaak op een ander plan weet te brengen.
Vastgepind
In het boek van Motief is op p. 63 het volgende verhaal te lezen:
Een Marokkaanse jongen meldt zich aan voor een intake gesprek (het gaat om een afkick-centrum). Bijna meteen zegt de maatschappelijk assistent: “wij hebben halal voedsel, hoor, en er zijn ook momenten voorzien waarop je kan bidden”. Dat is ongetwijfeld goed bedoeld, maar zo wordt die jongeman meteen vastgepind op z’n moslim-zijn, terwijl hij zich misschien wel moslim voelde, maar nooit z’n gebeden deed (dat kan namelijk best).
Wie deze observatie uit het onderzoek van Motief legt naast twee artikelen uit het tweede deel van het boek (reflectie op het onderzoek), beseft dat hier meer op het spel staat dan een discussie over woorden alleen. De Brusselse politicoloog Patrick Stouthuysen noemde dit op het colloquium het “Jan Leyers effect” en hij bedoelde daarmee, dat mensen het onderwerp ‘godsdienst” – als er expliciet naar gevraagd wordt – meer gewicht gaan geven dan het voor hen had voordat er naar gevraagd werd, waardoor de beleving van de godsdienst (i.c. Islam) langzaam verhuist van de culturele naar de persoonlijke identiteit.
Essentialisering
Meryem Kanmaz (politicologe) noemt dat een reductionistische tendens: De allochtoon wordt herleid tot zijn moslim-zijn. En dit moslim-zijn wordt daarbij ook nog eens herleid tot zijn expliciet religieuze component. In haar artikel (gebaseerd op sociologisch onderzoek in Gent) stelt zij dat dit effectief leidt tot een essentialisering bij de moslims zelf: zij gaan zich van de weeromstuit veel islamitischer gedragen. Zij spiegelen in hun antwoorden (en gedrag) het verwachtingspatroon van de omgeving. De westerse Islam, die van deze essentialisering en bewustwording het gevolg zal zijn, zal volgens mw. Kanmaz niet niet per se opener of vrijer zijn dan de niet-Westerse. Zo zien wij in protestantse kringen heel nadrukkelijk dat modernisering van het geloof bepaald niet automatisch leidt tot een progressievere variant. Ik ben soms zelfs geneigd te zeggen: integendeel. Wie zijn het “modernst” in organisatie, mediagebruik, muziek en propaganda? De evangelicals, de fundamentalisten, de integristen. Die groepen zijn immers zo overtuigd van hun eigen waarheid, dat ze anderen aan zich gelijk willen maken (voor hun bestwil, dat spreekt voor zich). Dat geldt voor het christendom (ik heb nu de protestanten als voorbeeld genomen, maar ik vermoed dat het zelfde ook geldt voor bewegingen in de rooms-katholieke sectie van het christendom) maar zeker ook voor de Islam. Surft u maar eens een poosje over het internet langs islamitische en christelijke sites en u weet wat ik bedoel.
Demonen
Degene die hier expliciet voor waarschuwde, is de Brusselse socioloog Patrick Stouthuysen in zijn pleidooi voor “Levensbeschouwelijke terughoudendheid”. Naast het reeds genoemde “Jan Leyers effect” wijst hij er vooral op, dat je door de religie en levensbeschouwing actief in het publieke domein toe te laten, het risico loopt demonen te ontbinden die je daarna niet meer kunt beheersen. Het klinkt wel sympathiek om het inter-religieuze gesprek te promoten, maar dat is nog wat anders dan het echt gaan voeren. Dan komen tegenstellingen boven die het gesprek vervolgens gaan sturen in de richting van een conflict. Juist door het openlijke gesprek (discussie, debat) te zoeken, kon de voortgang van de vriendelijke, maar wat afstandelijke communicatie, wel eens gehypothekeerd worden. De meest scribenten en ondervraagde organisaties hebben daar schrik voor, maar zijn van mening dat er gewoon geen alternatief is: Met de komst van de Islam naar het Westen, heeft de godsdienst zich gewoon weer gemeld op het “middenveld” en zullen we er mee moeten leren omgaan. En beter in het openbaar elkaar bevragend en van mening verschillend, dan broeiend en broedend in besloten groepen. Stouthuysen vreest echter dat het middenveld of de openbare ruimte zo uit handen gegeven wordt aan degene die het hardst roept. Als goeie vrijzinnige kon hij het niet nalaten een vergelijking te maken: Hebben we eindelijk de publieke ruimte een beetje vrijgemaakt van de christelijke dominantie, en nu geven we ’m zomaar uit handen aan de moslims. Neen: Dan liever wat levensbeschouwelijke terughoudendheid a.u.b.
Dick Wursten
Meer godsdienstfilosofische (en sociologische) duiding vindt u bijv. in het laatste hoofdstuk van mijn online boek over religie, dat handelt over de imperialistische tendens die het het gebruik van de religieuze identiteitsmarker kenmerkt. Ik noem het daar een gulzige identifyer