Alles welbeschouwd vraagt Open VLD – bij monde van mw. Rutten (april 2017) – als ze pleit voor de afschaffing van de subsidiëring van erkende erediensten, om een herziening van de alimentatieregeling die de rooms-katholieke kerk heeft afgedwongen, toen zij haar statuut als bevoorrechte partner van de Belgische staat moest opgeven. Dit gebeurde bij de oprichting van het koninkrijk België, gebaseerd op een religieus neutrale grondwet. De jure zijn in België kerk (beter: de geïnstitutionaliseerde religie) en staat (beter: het burgerlijk bestuur) gescheiden, maar de facto staat de overheid dus nog steeds in voor de financiering van de kerk, zowel qua personeelskosten als betreffende het onderhoud en de inrichting van de gebouwen. Zoals bij veel scheidingen was ook deze alimentatieregeling niet zonder slag of stoot tot stand gekomen en waren er later nog geregeld hevige conflicten – vooral de diverse ‘schoolstrijden’ hakten er diep in. Toch werd het scheidingscontract nooit wezenlijk aangepast. Dat vond men niet nodig.
Ook de georganiseerde vrijzinnigheid heeft in een laat stadium (1993) de overheid verleid – via een soort travestie-act waarbij ze zich verkleedde als ‘eredienst’ – om mee te kunnen eten uit de ruif.
Bij de opstelling van deze alimentatieregeling had men slechts één georganiseerde religie in beeld: de rooms-katholieke kerk. Nadien meldden zich ook andere erediensten aan en eisten ‘gelijke behandeling’ met de rooms-katholieke kerk en verkregen die ook. Neutraal is neutraal. Het gevolg is dat de Belgische staat in zaken van religie promiscue is geworden. Was dit eerst tot grote ergernis van de belangrijkste ex (de rooms-katholieke kerk), gaandeweg legde iedereen zich erbij neer en settelde zich. Het gevolg is dat de overheid nu moet instaan voor de alimentatie van 7 erkende (dat is: volgens een aantal formele regels georganiseerde) erediensten. Ook de georganiseerde vrijzinnigheid heeft in een laat stadium (1993) de overheid verleid – via een soort travestie-act waarbij ze zich verkleedde als ‘eredienst’ – om mee te kunnen eten uit de ruif. Het Boeddhisme, een aantal Hindoe-groeperingen en de Syrisch-orthodoxe kerk hebben een aanvraag ingediend. Waarom die nog niet erkend zijn is niet echt duidelijk. De erkenningscriteria zijn bijzonder vaag.
Wel eens afgevraagd waarom er eigenlijk 4 varianten van het christendom (rk, orthod, angli, prot) zijn erkend en maar 1 islamitische?
Onderwijl blijft de overheid braaf de onderhoudskosten betalen, de alimentatie. Waarom? Zo is dat afgesproken. Het staat in de wet. En blijkbaar zijn veel politici van mening, dat ze zo ook nog een beetje controle kunnen houden over het doen en laten van al die levensbeschouwelijke organisaties. Dat lijkt me wishful thinking: Religieuze instituten doen en zeggen toch wat ze willen. Dat is hun grondwettelijk recht, met of zonder subsidie. Natuurlijk binnen de grenzen van de rechtstaat, maar dat spreekt net zo hard voor zich als dat het inhoudelijk weinig zegt.
Tijd voor een update
Ik vind het niet verwonderlijk dat sommigen vinden dat het tijd is voor een update van het systeem. Je hoeft daarom nog niet net zoals mw. Rutten (Open VLD) te pleiten voor een volledige scheiding van kerk en staat. Dat kan ook niet, want mensen laten hun religieuze overtuigingen niet thuis als ze de voordeur uitgaan en dus zal de ‘kerk’ de ‘staat’ blijven beïnvloeden. Wel mogelijk is – en ik neem maar aan dat ze dat bedoelt – dat er meer transparantie komt over hoe dat dan gaat als overheidssubsidie bij te pas komt. Dat betekent dat er duidelijke afspraken moeten gemaakt worden tussen enerzijds de georganiseerde religieuze instituten en para-religieuze instellingen (zoals scholen, ziekenhuizen) en anderzijds de overheden. Daarbij zal de burgerlijke overheid natuurlijk nog steeds geld spenderen aan allerlei zaken die ook met religie te maken, maar ze zal ze niet financieren omdat ze met religie te maken hebben (zoals nu het geval is), maar omdat er handelingen van algemeen nut plaatsvinden (verpleging van zieken, sociale opvang, onderwijs).
Een neutrale overheid oordeelt nooit over intenties, maar wel over concrete handelingen. Die laatste financiert ze omwille van zichzelf, niet omwille van de intentie waarmee ze wordt uitgevoerd. Of iemand zieken verpleegt omdat God dat vraagt of omdat men geld wil verdienen, is hier niet van belang. Als het maar gebeurt volgens de regels der kunst.
Een groot aantal kerkgebouwen is monument en gezondheidszorg en onderwijs hoort tot de kerntaken van de overheid. Dus zal ze ook hospitalen en scholen uit de ‘katholieke (of andere) zuil’ blijven subsidiëren, maar niet ‘zonder meer’ en ook niet all-in. De religieuze componenten zullen de religieuze gemeenschappen zelf moeten organiseren en de voorwaarden waaraan zulke instellingen zullen moeten voldoen, kunnen we met z’n allen bepalen (daarover kan het parlement beslissen, liefst na een breed maatschappelijk debat). Het zal niet simpel zijn, maar een alimentatieregeling die nog dateert van ‘Napoleon’ verdient inderdaad wel eens een update.
Dick Wursten