Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State dat het grondrecht op vrije uitoefening van de godsdienst geschonden is door het verbod op levensbeschouwelijke samenkomsten.
Alle mensen zijn gelijk, maar sommige (de religieuze) zijn meer gelijk dan andere
De uitspraak van de Raad van State en het daaropvolgende arrangement van de minister met de erkende ‘erediensten’ discrimineert alle mensen die zich niet herkennen in het rituele aanbod van de gevestigde erediensten (in België ook de georganiseerde vrijzinnigheid omvattend). Het is willekeur. Iedereen voelt dat aan: Waarom die beperkte groep wel en de rest niet? Het vertoog van prof. De Dijn over rituelen (in DS van vandaag) vermag niet te overtuigen omdat zijn definitie van rituelen te eng is. Hem ontgaat het rituele karakter van een feest, een popconcert, het bezoek aan ‘Flagey’ of ‘De singel’, de wekelijkse koorrepetitie (of de privé samenkomst om te musiceren onder het genot van een lekker kopje thee). Het is verboden. Het mag, het kan niet, op geen enkele wijze. Waarom de in een erkende eredienst ingebedde samenkomsten wel en al die andere niet? Dat is niet te verdedigen in een hyperdiverse samenleving waar de zin in het leven en de waardering van het ‘samen leven’, het samen-mens-zijn op 1001 manieren wordt gevierd/beleefd/versterkt. De religieuze vormgeving is hier – principieel – slechts één temidden van vele.
Natuurlijk weet ik wel dat de Raad van State niet anders kan: Ze moet de grondwet volgen. En die privilegieert nu eenmaal mensen die een ‘godsdienst’ aanhangen door ze een apart grondrecht toe te kennen. Religieuze mensen hebben anders gezegd grondwettelijk een streepje voor op niet-religieuze. Voor hen gelden alle vrijheidsrechten die de andere mensen ook hebben, plus één. En de diverse verklaringen en handvesten rond de Rechten van de Mens bevestigen die privilegering. Ook die hebben een apart artikel over de vrijheid van godsdienstuitoefening.
Waarom is dat zo? Daar moeten we niet mysterieus over doen, alsof dat grondrecht zoveel dieper zou gaan dan de andere. Neen, dat de godsdienstvrijheid een apart artikel krijgt, is historisch perfect verklaarbaar en die verklaring is pijnlijk. Ze diende ter bescherming van levensbeschouwelijke minderheden tegen een oppermachtige en dominante religie. Die werden verboden, onderdrukt. Als protestant weet ik waarover ik spreek. Omdat kerkelijke instituut en staatsmacht vroeger nauw vervlochten waren is dit grondwetsartikel nodig geweest. Een wal waarachter bedreigde ander-gelovigen of niet gelovigen konden schuilen en samenkomen. Onbedreigd. Echter, in een levensbeschouwelijk plurale samenleving als de onze werkt dit grondrecht averechts. Alle levensbeschouwelijke organisaties gaan met dit artikel nu aan de haal en eisen – met een beroep hierop – meer rechten op dan niet religieus-geaffilieerde mensen. Ze verheffen zich onder verwijzing naar dit artikel boven mensen die zich levensbeschouwelijke niet laten organiseren. Dat is pijnlijk, en op de lange duur ongezond (voor het mentaal welzijn en voor de sociale cohesie).
Als de coronacrisis voorbij is, lijkt het me hoog tijd om over deze discriminatie eens een brede maatschappelijke discussie te starten.
Dick Wursten (protestants theoloog)
Deze column verscheen ook in de Standaard:
DS 14/12/2020
Bedankt voor het citeren. Echter ik ben tot nader order nog steeds ‘inspecteur protestants godsdienstonderwijs’, en niet ‘voormalig’ (wishful thinking?)