Niet het onderwijs faalt, maar de ‘menselijke soort’ schiet structureel tekort als het op sociaal gedrag aankomt. Met de vinger wijzen helpt niet…
Er kan geen samenlevingsprobleem in de media aan bod komen , of al spoedig klinkt het: ‘Ons onderwijs faalt‘… Maakt niet uit of het over het gebrek aan burgerschap gaat, of over godsdiensttwisten, of over radicalisering, racisme of seksuele vooroordelen. Altijd krijgt het onderwijs de schuld, meestal gevolgd door een oproep voortaan beter hun best te doen. Opgeheven vingertjes van stuurlui aan wal, die het natuurlijk altijd beter weten.
[…. schreef ik gisteren 4/9/2017, vandaag 5/9/2017 in De MORGEN, op p. 12-13: drie ervaringservaringsverhalen van jongeren over racisme op school met de stereotiepe kop.]
Ik ontken natuurlijk niet dat er enorme problemen zijn in de samenleving, en dus ook in het onderwijs. Een leraar die uit de bocht gaat (‘Zwijg, neger!”) is natuurlijk fout. Onbeschoft, zou ik zeggen. Een ‘beschavingstekort’. De schuld van die problemen bij het onderwijs leggen, is naast de kwestie. Zo machtig is de school niet en leraren zijn ook maar mensen en geen heiligen. Zo’n analyse (enfin, dat is teveel eer, het is maar een mening) opent dan ook geen zinvolle handelingsperspectieven, maar dekt de werkelijke stand van zaken toe. De problemen zitten veel dieper. Mw. Consuegra merkt dit terecht op in haar opiniestuk op p. 2: Het gaat niet over “rotte appels, maar diepe wortels…”. De mens discrimineert, altijd, en ook als hij het niet wil, doet hij het onbewust toch. Zij trekt echter de consequenties niet, namelijk dat we verder moeten kijken dan het onderwijs en de maatschappelijke opvoeding alleen. We moeten beginnen met de erkenning dat de mens als sociaal wezen faalt, d.w.z. structureel tekortschiet. Hij is genetisch, neurologisch, van nature of hoe u het ook noemen wilt, ‘not equipped’ om te leven in een hyperdiverse groep – zie onder voor een basale uitwerking). Dieper kijken betreft echter niet alleen de schuldvraag (of beter: de vraag naar de oorzaak), maar dus ook de (on-)mogelijkheden tot remediëring. Maar eerst nog even iets over de rol van de school hierin.
School is geen opvoedingsinstelling
De school kan de opvoeding van de kinderen niet overnemen. Opvoeden moeten ouders doen en daarna is het vooral aan de groep waarin ze leven en zich bewegen (peer-group, breder: subcultuur, wijk/buurt). De school kan hoogstens proberen bij te sturen en doet dat meestal ook (- zij het soms wanhopig: ‘Als ze de schoolpoort uit zijn’ zo hoorde ik een leerlingenbegeleider ooit zeggen, ‘zijn ze alles weer vergeten’). Dat brengt mij dan bij een ander punt: Die opvoeding is niet haar kernopdracht. Een school is en blijft een onderwijsinstelling, geen opvoedingsgesticht. De pedagogische effecten van onderwijs en het ‘samenleven op school’ zijn er natuurlijk wel, maar die werken enkel omdat ze neveneffecten zijn. De schoolcultuur, de sfeer, de omgangsregels, die bepalen dat. Ja, het schoolreglement. Natuurlijk is ‘burgerschap’ belangrijk en moeten ‘sociale vaardigheden’ aangeleerd worden, maar dat laatste kan toch echt enkel en passant gebeuren (altijd dus, maar bijna nooit expliciet, laat staan als vak) en van dat eerste (‘burgerschap’) heeft iedereen z’n mond vol, maar ook dat is iets zeer complex, lastig onderwijsbaar, een attitude. Je kunt toch moeilijk een toets geven waarin je ‘goed gedrag’ meet. Als daar in mijn jeugd punten op werden gegeven dan was dat cijfer een vertolking van een algemene impressie. Je kunt de theorie ervan onderwijzen (maatschappijleer heette dat vak toen ik school liep. Het was in competitie met met ‘godsdienst’ om de titel: minst relevant), en het lijkt me niet meer dan logisch dat er eindtermen in deze zin worden geformuleerd? Maar verwacht er nu ook weer niet teveel van. Een misdadiger weet ook wel dat wat hij doet niet mag, maar hij doet het toch…
Niet het onderwijs faalt, maar de menselijke soort
Ik stel dus voor om de dingen bij de naam te noemen. Niet het onderwijs faalt, maar de ‘menselijke soort’ schiet ernstig tekort als het op sociaal gedrag aankomt. De mens is klaarblijkelijk van nature geneigd om sociaal te zijn voor z’n eigen mensen. Enkel de in-crowd kan op compassie en inzet rekenen, de rest moet maar afwachten hoe de bal rolt, de pet staat. Gelukkig valt het vaak mee. De in-crowd is flexibel, ze kan groeien in de loop van een mensenleven. Maar dat gaat niet vanzelf. Daar moet aan gewerkt worden, niet door te ‘preken’ en met opgeheven vingertjes. Neen, hij moet ‘geraakt’ worden, ervaren dat er meer ‘wij’ is dan hij aanvankelijk dacht. Dus niet via rationele redeneringen, maar via beleving. Als die negatief is, d.w.z. als men uitgescholden wordt voor neger op school (daarom is dat voorbeeld onthullend: één negatieve ervaring onthoud je een leven lang), of als men wordt afgeblaft door een groepje Noord-Afrikanen in de tram (ook hier is één ervaring genoeg om…), dan zijn alle positieve woorden over inclusiviteit een slag in de lucht. In een samenleving waar de diversiteit tussen groepen alleen maar toeneemt (ik sta niet te juichen als ik de samenleving al maar cultureel diverser zie worden. Voor mij staat dat gelijk met ‘ze valt steeds verder uit elkaar’), moet dit voor ieder weldenkend mens een aandachtspunt zijn, altijd, overal en dus ook op school. In die volgorde. Anders scheurt het sociale weefsel nog verder.
Het is tijd voor een ‘Erziehung des Mensengeschlechts’ 2.0
De remedie zal dus ook niet van de school alleen kunnen komen, zeker niet wanneer de pedagogische visie van de school niet door de samenleving wordt gedragen en in de samenleving voorgeleefd. ‘Woorden wekken, voorbeelden trekken’, zeiden we vroeger. De mens-als-gemeenschapswezen die een grotere diversiteit kan omvatten dan enkel de eigen groep zal zichzelf moeten uitvinden. Het is niet anders. Een beschavingsopdracht van jewelste. De school kan en zal en wil haar steentje zeker bijdragen in dit opvoedingsproject, maar kan dat enkel als mensen ook buiten school voelen dat ‘het klopt’. Het gevoelsleven is ondeelbaar. In dat nieuwe samenlevingsbrede ‘pedagogische project’ zal – anders dan vandaag – de complexiteit en de onaangepastheid van de menselijke soort op niet moraliserende wijze moeten worden geïntegereerd, anders wordt het een luchtkasteel. Kortom: tijd voor een nieuwe ‘Erziehung des Menschengeschlechts‘ (Lessing). Denken dat je met minder toekomt, of dat de school het wel zal oplossen, is jezelf blaasjes wijsmaken. In the meantime: Stoppen met zwartepieten, de problemen aanpakken waar ze zich stellen, en samen met alle – feilbare – mensen van goede wil blijven werken aan samenlevingsopbouw.
Dick Wursten