Schipperen met Allah

Dick Pels, Opium van het volk. Over religie en politiek in seculier Nederland, De Bezige Bij: Amsterdam, 2009, h. 5 ‘Hoofddoekje leggen, niemand zeggen’.

De auteur verwondert zich over de discrepantie tussen de strenge regels die alom worden verkondigd en de vrijmoedigheid waarmee jonge moslims (m/v) zich in de seculiere samenleving bewegen. En hij vraagt zich af, hoe (= met welke argumentatie) zij beide aspecten met elkaar verzoenen. Als voorbeeld beschrijft hij dan de juxtapositie van beide in het zomernummer van de glossy Mzine.


“In het tijdschrift Mzine, een glossy voor jonge succesvolle Marokkanen vind je de meest orthodoxe koranische gebeden en geboden naast rubrieken en reportages die het volstrekte tegendeel laten zien. Zo bevat het zomernummer 2008 naast uitvoerige smeekbeden aan Allah voor de reis (naar Marokko) ook twee pagina’s strenge kledingvoorschriften.

Mzine uit 2008 kon ik niet meer vinden op het net, wel dit exemplaar uit 2010

In die tekst wordt helder uitgelegd, dat ‘moslim’ betekent dat ‘je jezelf totaal overgeeft aan de Barmhartige en Genadevolle Schepper en dat je liefde en ontzag jegens Hem hebt’. De moslima heeft de verantwoordelijk heid om goed om te gaan met haar door Allah geschonken charmes. Om over haar schoonheid en eer te waken is de hidjaab voorgeschreven. Daarmee ‘wordt de moslima beproefd om over zichzelf te waken en onderdanig te zijn aan haar Heer, Die het beste weet wat goed is voor Zijn dienares’. De hidjaab moet het gehele lichaam bedekken, behalve het gezicht en de handen. Hij mag niet doorzichtig zijn, moet wijd zijn om de lichaamsrondingen niet zichtbaar te laten, en mag niet lijken op mannenkleding of op de kleding van ongelovige of afgedwaalde vrouwen. Ook een hoofddoek gecombineerd met strakke of versierde kleding die de lichaamsvormen van de vrouw toont, is geen juiste islamitische bedekking.1

En dit staat dan in een blad waar tussen honderden afbeeldingen welgeteld één vrouw met hoofddoek te zien is (Samira van de rubriek ‘Eet gezond met Samira’). Tussen de zomermode, de make-overs en de hebbedingetjes staat ook een special over de vakantieplannen van mooie jonge meiden met losse haren in uitdagende poses, die deze kledingvoorschriften stuk voor stuk aan hun laars lappen. ‘Wat draag jij naar het strand?’ Siham: ‘Het liefst toch jurkjes,maar ook korte broekjes met een luchtig truitje en slippers.’ Fatiha: ‘Ik ga topless! Nee geintje; ik draag mijn favoriete short en boven mijn bikinitop een leuk shirtje of T-shirt.’ En lnssaf: ‘Van alles. Bikini, rokjes, jurkjes… Zolang het maar lekker luchtig is.'”


Mijn commentaar (Dick Wursten):

Mensen ‘schipperen met Allah’ of ‘onderhandelen met God’ – of in elk geval met hun spokesmen. Dat hebben ze altijd al gedaan, en zullen ze ook blijven doen. Dat hoort bij een levende religie. Wat mij bevreemdt, is dat je wat hier beschreven wordt nauwelijks ‘schipperen’ kunt noemen, want de twee levensstijlen staan naast elkaar, on-verbonden. Er vindt op geen enkele wijze een inhoudelijke bezinning plaats, een dialoog tussen beide vormen van moslim-zijn. De conservatieve theoloog probeert niet toe te denken naar de leefwereld (verlangen, beleving) van de jongelui (vertolken, hermeneutiek), maar ook de jongelui doen het niet. Zij leggen die preken gewoon naast zich neer. Zoals gezegd, dat mag, maar zo wordt het theologisch natuurlijk nooit wat en blijft de leer onverbonden met het geleefde leven. Dàt lijkt me ongezond want leidt allicht tot een soort dubbelleven (met een dubbele moraal). Met de mond – en op papier – het strengste belijden wat je maar bedenken kunt, terwijl je in de praktijk van het leven gewoon je gang gaat. Zoiets explodeert een keer in je eigen gezicht, zou ik denken.